Wat zijn calorieën?

Waar komen calorieën vandaan? Wat hebben ze met energie te maken? En hoeveel calorieën heb je nodig? In dit artikel leggen we het uit.

| Rens van Dommelen
Wat zijn calorieën?

Simpel gezegd staan calorieën (of eigenlijk kilocalorieën) voor de energie in voeding. Je zou calorieën zo dus ook kunnen zien als de benzine voor je lichaam. Hoe meer calorieën in een product, hoe meer energie het je lichaam levert. Het aantal calorieën wordt berekend op basis van de hoeveelheid eiwitten, koolhydraten en vetten die erin zitten. Samen worden deze drie macronutriënten of macro’s genoemd.

De hoeveelheid energie in een voedingsmiddel hangt af van de hoeveelheid eiwitten, koolhydraten en vetten.

1 gram eiwit bevat 4 kcal

1 gram koolhydraten bevat 4 kcal

1 gram vet bevat 9 kcal

De hoeveelheid calorieën wat het lichaam van iemand nodig heeft om te functioneren en te kunnen bewegen noemen we de energiebehoefte. Dit is belangrijk omdat deze energie zorgt voor onder andere het warm houden van je lichaam, eten te verteren en te bewegen. De energiebehoefte is afhankelijk van geslacht, lengte, leeftijd, gewicht, hoeveel hij of zij beweegt en de zwaarte van de inspanning.

Als alle energie die via voeding binnenkomt ook weer wordt gebruikt, is het lichaam in energiebalans. Als er meer energie binnenkomt dan dat het lichaam gebruikt, blijft er energie “over”, dan groeit je lijf. Het kan zijn dat het groeit in spiermassa, maar ook in vet. Wanneer dit langere tijd achter elkaar gebeurt neemt het lichaamsgewicht toe.

Krijgt het lichaam minder energie binnen dan het gebruikt, dan “eet” je lichaam de opgeslagen calorieën op en val je af. Onder normale omstandigheden schommelt de energiebalans van maaltijd naar maaltijd, van dag tot dag en van week naar week.

De hoeveelheid energie die per dag wordt ingenomen, verschilt sterk tussen mensen, maar ook bij één en dezelfde persoon. Een constant lichaamsgewicht betekent dat iemand over langere perioden, langer dan een week, evenveel energie opneemt als zijn lichaam nodig heeft.

Vergelijk het lichaam met een bak water. De bak raakt voller door het water (laat zich vullen door voeding). Hij loopt weer leeg door het water (de voeding) te gebruiken. Wanneer deze bak te vol raakt zal hij overstromen en is er een te grote hoeveelheid om te gebruiken. Wanneer de bak leeg is, is deze bak toe aan vulling en is het op dat moment niet bruikbaar.